Het boek ‘Wij houden van die club’, dat het seizoensgeschenk is voor alle leden van Het Legioen, wordt aanstaande zaterdag voorafgaand aan de wedstrijd tegen N.E.C. officieel gepresenteerd in De Kuip. In het boek vertellen in totaal 36 Feyenoorders over hun liefde voor en leven met de club. In de aanloop naar de presentatie is op deze site een deel uit één van de bijzondere verhalen uit het boek te lezen. In deel III: Ulrich van Gobbel.
Van Gobbel zou liegen als hij zegt als kind al supporter te zijn geweest van Feyenoord. De club had zijn sympathie, het gele shirt van begin jaren tachtig doet nog steeds zijn ogen twinkelen, maar hij voelde zich pas echt Feyenoorder toen hij het rood-witte shirt van de club al een paar jaar droeg. ‘Een Feyenoord-hart krijg je niet door een paar wedstrijden voor de club te spelen’, legt hij uit. ‘Dat moet groeien. Prestaties zijn daarin belangrijk, net als de spelers met wie je samenspeelt. Toen ik bij Feyenoord kwam ging het heel slecht met de club. Langzaamaan kwamen de prestaties en groeiden we als ploeg naar elkaar toe. Ons elftal was de belichaming van Feyenoord. Niet zeiken, maar werken. Je kunt pas zeggen dat je een Feyenoord-hart hebt als je wilt vechten voor de club. Wij wilden dat. We gingen eerst voor elkaar door het vuur, later ook voor de club. Mijn gevoel voor de club groeide bij elke prijs die we pakten.’
De snelle verdediger was één van de boegbeelden van de ploeg die begin jaren negentig liefst vier keer de KNVB beker won en in 1993 zelfs voor het eerst in negen jaar het landskampioenschap in de wacht sleepte. Van Gobbel vraagt zich af of hij zonder die prijzen dit boek wel gehaald zou hebben. ‘Ik denk namelijk dat het heel moeilijk is om een Feyenoord-hart te krijgen als het klote gaat met de club’, zegt hij. ‘Let wel, ik heb het hier niet over supporters, maar over spelers. Je moet eerst presteren en dan kun je zeggen: ik hou wel of ik hou niet van Feyenoord.’
Er waren vlak na zijn entree in De Kuip momenten dat Van Gobbel niet dacht ooit al die prijzen met Feyenoord te zullen winnen. Met lood in zijn schoenen betrad hij aanvankelijk het veld. ‘Kuipvrees’, stelt hij onomwonden. ‘Ik heb daar echt last van gehad. Ik moest ballen aannemen, maar kreeg mijn benen bijna niet meer omhoog. Dat was angstaanjagend. Ik was nerveus, had nog nooit voor zoveel mensen gespeeld. Ik wist dat ik moest presteren en dat was niet altijd even eenvoudig.’ De tiener kreeg hulp vanuit de hoek die hij in zekere zin het meeste vreesde. Het legioen, bepaald niet verwend in die tijd, mocht die snelle en bonkige speler wel en liet dat duidelijk merken. ‘Als ik aan de bal kwam, ging heel het stadion van U-U-Uli’, zegt Van Gobbel. ‘Het gaf een heerlijk gevoel om zo jong al gerespecteerd te worden door de supporters. Pure euforie bracht dat bij me teweeg.’ Met die Kuipvrees was het dan ook snel gedaan.
Lees het volledige verhaal over Ulrich van Gobbel in het boek Wij houden van die club. Het seizoensgeschenk valt volgende week op de mat bij alle leden van Het Legioen. Het boek is daarnaast te koop in de Feyenoord Fanshops.
Plaats reactie
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties